donderdag 4 juni 2015

Een week geleden.
4:38u 's ochtends

In een vertrekhal van station Dordrecht die godzijdank verwarmd is, breng ik de nacht door.
Samen met een twintigjarige jongen die ook in Breda woont.
Want we hebben beiden de laatste trein naar Breda gemist.

Ik probeer een boek te lezen terwijl mijn ogen steeds bijna dichtvallen. De twintigjarige jongen links ligt naast mij in dromenland.

Op het bankje rechts naast mij ligt een man van middelbare leeftijd, van wie ik mij afvraag of hij zwerver is, of gewoon de laatste trein naar huis heeft gemist, net als ik.

Er komt een andere man naar hem toegelopen. De man met grote bierbuik en al even alcoholische tred die ik al eerder slapend, af en toe oog open doend als ik rondliep in de vertrekhal, had opgemerkt.
De dikke man maakt zich groter zodra hij merk dat ik hem heb gezien. Demonstratief gaat hij op de man zitten die daar rechts van mij ligt, wachtend tot ik reageer.
Natuurlijk lach ik. Als ik zo'n man bij kan maken door te lachen om zijn bedenkelijke grap, dan doe ik dat. Wel maak ik mij zorgen of de man waarop hij zit er geen blijvende schade aan overhoudt.
Hij wordt wakker, wrijft in zijn ogen en lacht.
De dikke man staat op, de voorheen slapende man gaat rechtop zitten, de dikke man naast hem. Ze slaan elkaar op de schouders. Ze lijken elkaar te kennen.
Ik probeer verder te lezen. Naast mij hoor ik de dikke man aan zijn makker in de strijd vragen of hij nog een biertje heeft.
Heeft hij alleen nodig om geen kater te krijgen, zegt hij.
De voorheen slapende man had niets.

4:57u

'Wahgegrksjd u?' hoor ik plotseling naast mij.

'Wat zegt u?' vraag ik.

'Warbrgoof jij?' hoor ik nog een keer.
Ik loop naar hem toe.

'Wat voor boek leest u?' vraagt de man met glazig kijkende ogen.

Ik twijfel. Hoe ga ik dit simpel doch doeltreffend uitleggen, zonder hem een gevoel van minderwaardigheid te geven omdat het te ingewikkeld is. En hij dronken.

'Ehm, het is niet echt een verhaal, het is meer een boek met een mening, een soort lange uitleg. De schrijver ervan vind veel dingen in onze maatschappij...'

Zal ik zeggen 'sentimenteel'?
Nee, de kans is groot dat hij dat woord niet kent.

'....onecht.'
Zeg ik, en peil zijn gezicht om te zien of mijn boodschap enigszins is aangekomen.
Hij kijkt nog steeds glazig, maar hij lijkt er toch, op zijn manier, iets van te snappen.
'Ah' zegt hij.
'Ik ken dat. Het is onbekend'.
'Eh aj, het is onbekend ja'.
Ik gaf hem maar gelijk, aangezien er toch een kern van waarheid in zat. De inhoud van het boek is onbekend voor velen. Omdat velen niet beseffen hoe sentimenteel wij met zijn alleen zijn geworden.

Nu ik hier toch sta, vraag ik hem of hij het was die ik de hele tijd zo erg hoorde hoesten. Hij hoestte de afgelopen uren zo erg dat het soms bijna leek of hij erin bleef.

'Nee, dat was ik niet' antwoordde hij.
Ik wist dat hij het wel was.

'Volgens mij was u het wel hoor, want ik zag u steeds zo erg hoesten.'
'Ja, nou, soms. Soms hoest ik wel, ja. Ik kan hoesten. Soms. Soms hoest ik, dan weer niet.'

'Moet u daar niet eens mee naar de dokter? Het klonk best wel erg namelijk' vroeg ik.

'Ben al naardhjfigog'.

'Wat zegt u?'

'Ben al na ze zdokter geweezt' roept hij.
Ik kijk bezorgd om mij heen of anderen niet wakker worden van hem.

'En wat zei hij?'

'Hut ishz onbekend'.

'Oh' antwoordde ik, en ging weer naar mijn plek.
Probeerde verder te lezen.

Af en toe kijk ik op de klok om te berekenen hoe lang het nog duurde voor de eerste trein ging.
De blikjesautomaat met blikjes Cola, Fanta en meer maakt om de zoveel tijd een mechanisch geluid. Daarbij kwam de machine even op gang om daarna weer zijn ogen te sluiten.
Wat een geluk dat we deze verwarmde ruimte hebben gevonden, denk ik.

2:54

De twintigjarige jongen en ik zijn aan het wachten waren, we zitten in een glazen hok op het perron waar de eerstvolgende trein naar Breda zal vetrekken.
We krijgen het steeds kouder. Ik stel voor om toch maar eens te kijken of er in de buurt van het station niet toch nog een cafe of iets dergelijks open is.
We zoeken even en moeten rillend van de kou constateren dat er niets is.
Plotseling ontdek ik de deur van de vertrekhal.
We lopen erheen. Ondertussen voorspellen we beiden dat hij dicht zal zijn.
Maar verrek. Soms is het leven teder.

5:01u

Terwijl de rest weer in slaap valt, lees ik door.

5:13u

Er komt een meisje op slippers binnen. Het meisje zat eerder die nacht op straat, net buiten het station, met haar blote voeten in haar slippers.
Wij, met onze sokken en schoenen aan, aan het zoeken naar een warmere plek.

Het meisje voerde een gesprek met verschillende mensen die zich ergens in of rond haar bewustzijn leken te bevinden.
Ondertussen kocht ze een blikje frisdrank.

Ze heeft dus in ieder geval wel wat geld, dacht ik.

Toch hoefde ik alleen maar naar geprevel en blote voeten te kijken om te beseffen dat het niet goed met haar ging.
Ik wilde iets doen, maar wat kon ik doen?
Ik twijfelde of ik haar zou aanspreken. Toen ze langsliep was ik toch te bang dat ze agressief zou worden.

Ik bedacht dat ik in ieder geval zou wachten tot ze zou gaan zitten. Ze ging echter niet zitten. Ze liep, nog steeds in gesprek met het voor mij onzichtbare, de andere uitgang van de vertrekhal uit.

Terwijl ik eraan dacht dat ik eigenlijk ook niet echt wist wat ik voor haar zou kunnen doen - alle opvangcentra en psychiatrische instellingen zitten tegenwoordig immers overvol en hebben pas na maanden plek - dompelde ik mijzelf onder in een poel van machteloosheid.

Ik probeerde weer verder te lezen. 

6:23u

De twintigjarige jongen wordt wakker. Ik kijk op de klok en doe mijn berekening. Daarna stelde ik hem ervan op de hoogte hoeveel tijd ons nog restte: 40 minuten.
Hij kijkt blij.

6:35u

De dikke man gaat even naar buiten om een sigaretje te roken.

6:37

De dikke man komt terug met een stapeltje gratis krantjes.
Hij begint uit te delen.
Eerst aan de twintigjarige jongen, die er eentje aanneemt.
Dan aan mij.
Ik glimlach en schud nee.

'Maar het is onbekend!' protesteerde hij.

Ik lachte, dit keer niet alleen om hem een goed gevoel te geven.

Probeerde zijn logica te begrijpen. Het boek dat ik las was onbekend.
De oorzaak van zijn hoesten was onbekend.
Dan moest dat gratis krantje ook wel onbekend zijn, natuurlijk.    
Alsof het woord 'onbekend' synoniem is voor alles wat hij niet begrijpt, maar wel wil begrijpen. De krant, de wereld.
De oorzaak van zijn hoesten.
Alleen het bier dooft de verwarring.

6:43u

Ik kijk op de klok. Nog tien minuten voor de eerste trein naar Breda vertrekt.
'Nog tien minuten' zeg ik tegen de twintigjarige.
'We kunnen alvast naar het perron lopen'.
'Is goed' zegt hij, we pakken onze spullen en lopen de nieuwe dag tegemoet.


© Jiska de Vries 2015