woensdag 28 januari 2015

Daarnet.

Terwijl ik mijn fiets uit het slot haal, loopt er een man langs met een hond.
Ik hoest even de hoest eruit die al enige minuten mijn keel zit te kietelen.
De hond, een bouvier in een tuigje, schrikt ervan.

'Nou!' zeg ik met een licht afkeurende blik richting de hond.
En ik stap op de fiets.

'Het klonk ook wel als geblaf' zegt de eigenaar van de hond ter verdediging.
Ik probeer mij even voor te stellen hoe mijn gehoest klinkt in de oren van een hond.
'Ja, dat klopt wel' antwoord ik.
En fiets weg.
Het gesprek lijkt afgelopen.

Ineens draai ik mijn hoofd om.
'Maar een hond zou eigenlijk niet moeten schrikken van geblaf!' roep ik de man na, mij afvragend of hij het wel kan verstaan.

'Nou' roept de man.
De hond dichtbij zich trekkend:
'Van dit geblaf wel!'

Daar kan ik inkomen.

Erna fiets ik zo snel mogelijk naar huis.
Af en toe blaffend. Niet te hard.



dinsdag 27 januari 2015

Vandaag.

'Weet u misschien waar de Agaatstraat is?' vraag ik aan een oudere man.
De man geeft uitleg.
Hij komt ietwat vertwijfeld over.
'Weet u het zeker?' vraag ik (ik ken de mensen langer dan vandaag, vooral hen die de weg wijzen).
'Nou, niet 100%' geeft hij ruiterlijk toe.
'Maar toch wel zo'n 80, 90%.....'.
'Dus niet helemaal' zeg ik.
'Nee, niet helemaal. Maar ik kan dat ook niet weten, ik woon hier nog maar vijftig jaar, snapt u.'
'Nou, eigenlijk zou u het dan wel moeten weten' murmel ik zachtjes en onbarmhartig.
De man valt mij in de rede.
'Ach, er lopen daar toch zat wilde mensen. Die weten het wel.'

'Wilde mensen' resumeer ik gniffelend.
Wijs naar de panterprint op mijn jas.
'Ik ben ook wild, ziet u dat?'
De man glimlach nu ook.
'Ik vind u er niet wild uitzien hoor, ik vind u er juist lief uitzien' antwoord hij.
Hier had ik geen antwoord op.
'Maar ik ben al negenentachtig, dan kijk je anders naar die dingen'.
Ik knik begrijpend.
We groeten elkaar.
En ik fiets weg.
De verkeerde kant op.

zaterdag 24 januari 2015

Donderdag

De man die mij de etalagepop verkocht:
'Ja, ik dacht ik moet hem nu maar verkopen, want anders ga ik me er nog aan hechten'.

Ik zeg:
'Ja, dat kan ik mij voorstellen'

En denk:
Zei ik dat nou écht?

zaterdag 10 januari 2015

Met mijn nog wat grieperige lijf dat de afgelopen anderhalve week werd geregeerd door dictator Snot, stap ik de plaatselijke Albert Heijn binnen. Het is er weer eens veel te druk voor een hypersensityfuslijer als ik.
Langzaam probeer ik mij te nestelen in de zenmodus, die ergens achterin mijn bewustzijn staat geparkeerd voor noodgevallen.
Ik heb slechts enkele artikelen nodig, en rustig lopend wend ik mij tot de kassarij die tot de minst langen behoort.
Terwijl de man voor mij zijn immense rij artikelen op de band aan het zetten is, vraag ik mij af of de Volkskrant van vandaag het kopen waard is.
Het geliefde object dat de zaterdageditie bevat genaamd Volkskrant Magazine is hetgeen altijd mijn interesse heeft.
Gelukkig heb ik nog genoeg tijd om na te denken of ik deze wel of niet ga kopen, want de man voor mij is nog wel even bezig.

De kassa naast mij gaat open, en de man die achter mij stond stuift eropaf om de eerste te zijn die bedient wordt.
'In dit soort situaties leer je de mensen kennen' denk ik.
De betreffende man voelt mijn blik in zijn rug priemen en bedenkt zich, de artikelen al op de band stapelend.
'Kom maar hoor' zegt hij groothartig.
'Nee, het hoeft niet', zeg ik met hese stem en een poging tot glimlach.
Ik heb helemaal geen zin om mij te moeten haasten om mijn artikelen snel op de band te zetten. Mijn neus zit dicht en ik word continu overvallen door hoestaanvallen waardoor ik moeilijk kan ademen.
Bovendien wil ik nog beslissen of ik al dan niet die Volkskrant koop, met dat geliefde magazine.
De man dringt nog twee keer aan.
'Echt niet?'
'Nee hoor, hoeft niet' zeg ik, dit keer met een échte glimlach.
De vrouw van de man maant mij nu óók om vóór haar en haar man mijn artikelen op de band te zetten.
'Ik zou het maar doen hoor!'
'Nee, het hoeft niet' zeg ik.
Ook de man voor mij begint zich ermee te bemoeien.
'Wil je echt niet, je mag ook voor mij hoor!'
'Nee' schudt mijn hoofd luid en duidelijk, en ik probeer in mijn gezichtsmimiek duidelijk te maken dat het hier echt niet om wrok gaat.
Ik heb gewoon geen haast.
'Wil nog even nadenken of ik de Volkskrant ga kopen of niet' zeg ik er toch maar bij.
Wellicht is mijn 'nee' mét uitleg erbij iets beter te behappen voor mijn medemens.
De man knikt begrijpelijk zijn hoofd.
Ik leg mijn spullen op de band en pak de Volkskrant erbij. Sla 'm open om te kijken of er interessante dingen in het magazine staan.
De man voor mij draait zich nog een keer om en zegt:
'Echt niet, zeker weten?'.
'Nee', zeg ik.
De lichte ergernis die omhoog borrelt probeer ik weg te hoesten.
'Echt niet'.
Die Volkskrant neem ik wél mee.
Breda
Eerste Kerstdag, 2014
Kom met de fiets aan bij het station, dat verbouwt wordt. Pak mijn zware tassen van het stuur en zet ze op de grond neer bij de ov-chipkaartautomaat.
Het regent.
Schuin achter mij zie ik een oude man wat wankel lopend naar de trappen lopen. Zonder jas aan maar met oud uitziend fleecevest. Zijn grijze haar in de war.
'Er zijn dit jaar 3.000 zwerfouderen bijgekomen', flitst er door mijn hoofd. Een nieuwsbericht dat ik onlangs hoorde. Mijn hart draaide er een kwartslag van.
'Zou hij er één van zijn?' vraag ik mij af.
De man kijkt omhoog naar de hoge, steile, gietijzeren trappen die overwonnen moeten worden.
Omdat station Breda verbouwd wordt is er geen andere manier dan een heel groot stuk over deze hoge en steile trappen - die vanwege de regen ook nog nat zijn - te moeten, voor je bij de perrons komt.
Er is namelijk geen lift.
De achterkant van het station is al wel af, de voorkant niet. Vraag mij niet wat de logica hiervan is. De meeste mensen komen van de voorkant.
Men lijkt geen seconde te hebben stilgestaan bij wat het beste voor de mensen zélf is.
Voor de gehandicapten. De ouderen.
Ik zie de man de eerste treden nemen, de ene hand steun zoekend bij de trapleuning. Het ziet er niet erg hoopgevend uit. Bij elke stap die hij neemt lijkt hij zelf te twijfelen of het hem wel gaat lukken.
Af en toe stopt hij en kijkt omhoog naar de vele treden die nog moeten. Want mensen, het zijn er écht heel veel.
Zelfs voor mij; met hakken aan en zware tassen in combinatie met de natte en steile treden, een hachelijke onderneming.
Heb mijn ov-chipkaart gevonden en check in. Kijk weer naar de man en besluit dat ik dit niet meer kan aanzien. Dan mis ik wel de trein, want ik was al laat; dat moet dan maar.
'Meneer' roep ik.
De man blijft stilstaan, maar draait niet om.
'Meneer, er gaat hier ergens ook een busje die u naar de overkant kan brengen'.
'Een busje?' antwoord hij weifelend.
Ik stap de trap op en ga naast hem staan.
'Er gaat hier ook een busje die u naar de overkant van het station kan brengen. Daar zijn geen trappen.'
'Oh' zegt hij, draait zich langzaam om, en probeert de treden die hij net overwonnen heeft, nogmaals te nemen. Alleen naar beneden is het nog moeilijker. Ik weet dat, omdat dat met hakken aan en zware tassen ook het geval is.
Ik zie hem stuntelen.
'Zal ik even uw hand vasthouden?' vraag ik, en rijk hem mijn hand aan.
Hij lijkt mij niet gehoord te hebben.
Oh, toch wel. Hij neemt mijn hand aan. Samen lopen we naar beneden, hand in hand.
'Dankuwel hoor' zegt hij, als we beneden zijn.
Ik wil nog even kijken of de halte die ik hem wees wel écht de halte is van dat busje.
Nee dus.
Ineens herinner ik mij dat die halte een heel eind verderop zit, aan de linkerkant van het station. Wij zitten aan de rechterkant.
Ik wijs hem de weg.
Hij moet nu nog een heel eind lopen. En hij loopt al zo moeilijk. Hoop dat hij het kan vinden. En zou het busje uberhaubt wel rijden vandaag?
Hij gaat zijn trein in ieder geval zéker niet halen.
Ik neem de trappen en probeer het juiste perron te vinden. Ineens herinner ik mij weer waar de bushalte precies was; ergens helemaal achter verscholen, links van het station. Als je niet weet waar het is, is het erg moeilijk te vinden.
Baal dat ik mij nu pas herinner waar het precies is. Hoop dat hij iemand vindt die hem de precieze weg kan wijzen.
Er zijn alleen erg weinig mensen op straat op Eerste Kerstdag.
Mijn trein is er.
De deuren gaan niet vanzelf open, dus ik druk op het knopje. Er staat niemand voor de deur, dus ik stap in. Vervolgens word ik half omver gelopen door een jonge vrouw.
Ik wankel even, maar weet mijn balans weer terug te vinden.
En ik stap in.